dinsdag 22 januari 2008

Gemiste Kansen 21

De examens zijn voorbij, dus heb ik wederom tijd om me met e-literaristische gedachten bezig te houden ^^. Het is van Kerstmis geleden dat ik nog gepost heb, maar hopelijk kan ik nu een tijd regelmatig posten. De .pdf met enkele verbeteringen komt morgen uit (vooral spelling, om de muggenzifters van dienst te zijn :p ) Veel pret en ajuinen althans met deel 21 van Gemiste Kansen!


Na wat te pintelieren op mijn eentje begon ik me ongemakkelijk te voelen. Geen bekenden buiten de uitbaatster, en die had het wat te druk om een babbeltje te slaan. Alleen is maar alleen, en alcohol zegt niet veel terug. Na een laatste grote slok stond ik op en ging naar buiten. Een groot toeval wie ik op dat moment zag passeren met de tram: “Charlotte het Gleufdier.” Ze keek in mijn richting en zwaaide als de paus in zijn pausmobiel, maar verdween even snel als ze gekomen was. Omdat het geen zin had om achter die tram aan te lopen zag ik ervan af om het te proberen. Wat zou ik zeggen? Ik kende haar van haar noch pluimen, en behalve het oogcontact, de glimlachjes en het mooie uiterlijk had ze niets dan slechte indrukken bij me nagelaten. Mijn hoofd zat nog propvol met Steph, dus wou ik de boel niet nog complexer maken. Op dit moment kón ik met niemand iets beginnen, zeker niet to die problemen opgelost waren. Wat deed dat mens trouwens op dit uur op de tram? Ik wist niet eens dat er nog reden om half twee.

De straatlichten gaven strakke vormen aan mijn schaduwen, die traag rond me heen bewogen, vervaagden en versterkten. Met al die zorgen om Stephanie, die al drie weken niets van zich had laten horen kreeg ik een lichte hoofdpijn. Stress, waarschijnlijk de enige reden waarom ik hoofdpijn kreeg. Na de deur opengewrongen te hebben beklom ik de trappen, poetste mijn tanden en ging slapen. De biersmaak was minder leuk dan die van Alea destijds.

Na een droomloze nacht werd ik verfrist wakker. De felle zon scheen in mijn gezicht, een truc die ik toepaste om vroeger op te staan, de gordijnen open laten. Liever dat dan wakker te schieten uit mijn slaap met het gepiep van mijn wekker. Na nog wat dommelen stond ik op en smeerde mezelf wat boterhammen met honing. De melk die naast de honingpot stond moest ik dringend eens weggooien. Waarom ik het me had aangeschaft was altijd een raadsel. Openen op de eerste dag, drie slokken nemen, en daarna staat het er zo lang dat ik de brik niet eens meer uitspoel voor ik hem weggooi. Het was niet het enige wat er te veel was in mijn kot. Er lag een hele hoop kleine flesjes champoo in de kast, overblijfselen van een hotelverblijf van m'n ouders. Niets verspillen, alles meenemen, was het motto van m'n moeder. Mijn haar was echter te lang om toe te komen met één flesje, dus moest ik er drie klaarzetten en zorgen dat ze niet omvielen en ik uitgleed in de douche. Dank u ma, echt! De herinnering aan een val in die douche was pijnlijk.

Geen opmerkingen: